Ontvangen WOB-stukken

Geregeld vragen wij stukken op in het kader van de WOB. De stukken die wij met een WOB-verzoek hebben ontvangen zijn daarmee voor het publiek openbaar toegankelijk. Enkele stukken zijn opmerkelijk en staan daarom hier ter inzage.

Wij vragen de stukken meestal op als wij het vermoeden hebben dat ontmoedigings- en repressiemaatregelen van homo-ontmoetingsplaatsen op oneigenlijke gronden worden uitgevoerd. Helaas wordt dat vermoeden maar al te vaak bewaarheid.

Wij proberen zo de werkelijke grondslag van de besluitvorming te achterhalen in het kader van de beginselen van behoorlijk bestuur waar onder het motiveringsbeginsel een duidelijke en juiste vaststelling van de feiten eist. Wanneer in de motivering van een dergelijk ontmoedigingsbesluit wordt verwezen naar schriftelijke stukken, opgesteld ter voorbereiding van dat besluit, moeten deze uiterlijk tegelijk met het besluit ter kennis van de betrokkenen zijn gebracht en in voldoende mate inzicht bieden in de feitelijke en juridische grondslag van het genomen ontmoedigingsbesluit.

Daarnaast vereist het zorgvuldigheidsbeginsel dat een bestuursorgaan alle relevante belangen meeweegt – dus ook van de bezoekers van homo-ontmoetingsplaatsen – en moet daarbij een open en onbevooroordeelde (onpartijdige) houding aannemen bij haar besluitvorming vanwege het Fair play beginsel.

Het bestuursorgaan moet dus altijd objectief handelen en de taken vervullen zonder daarbij de eigen belangen van invloed te laten zijn. Teneinde dit te bewerkstelligen, dient het bestuursorganen zich actief op te stellen om iedere vorm van een vooropgezette mening of opvatting te vermijden. Eveneens moet de schijn van partijdigheid worden vermeden. Dit is van belang om het verbod van willekeur te kunnen respecteren omdat er een evenwicht tussen rechtmatigheid en doelmatigheid moet worden gevonden. De vrijheid die een bestuursorgaan heeft om tot een eigen oordeel te komen, wordt begrensd door het vereiste dat er belangen moeten worden afgewogen.

In het verbod van willekeur moet een evenwicht tussen rechtmatigheid en doelmatigheid worden gevonden. De vrijheid die een bestuursorgaan heeft om tot een eigen oordeel te komen, wordt begrensd door het vereiste dat er belangen moeten worden afgewogen. Het vertrouwensbeginsel verlangt dat bestuursorganen een opgewekt vertrouwen niet beschamen.

Hierbij komt ook nog dat een besluit niet onevenredig nadelige zwaar belastend mag zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen voor de betrokken belanghebbenden, waaronder de bezoekers van de homo-ontmoetingsplaats.

Tot slot beschermt het vertrouwensbeginsel de bezoekers van de homo-ontmoetingsplaatsen tegen overhaaste ontmoedigingsmaatregelen door bestuursorganen omdat bezoekers van homo-ontmoetingsplaats er op goede gronden op te mogen vertrouwen dat een bestuursorgaan een bepaald beleid zou voeren of een bepaald besluit zou nemen. Hierbij speelt wel een rol waarop het vertrouwen is gebaseerd, bijvoorbeeld een betrouwbare bron.

Als betrouwbare bron kunnen wij het volgende aanvoeren: